TWEEDE ZONDAG VAN DE ADVENT

 

EERSTE LEZING: Jesaja 40, 1-11

TWEEDE LEZING: 2 Petrus 3, 8-18

EVANGELIE: Johannes 1, 19-28

10 decemberDe dingen worden weer ‘normaal’. Dat is het eerste dat God aan Jesaja belooft. Van de beloftes van God verwacht je dat ze allemaal groots zijn en visionair, maar de beloftes die Jesaja te horen krijgt van God klinken voor een deel heel gewoontjes. ‘Mensen zullen huizen bouwen en er zelf in wonen’ is een belofte van God. Dat ligt voor de hand. Toch. ‘Een zuigeling zal niet enkele dagen leven’. Natuurlijk, het komt voor dat een baby kort na de geboorte sterft, en dat is heel verdrietig, maar de meeste baby’s overleven die eerste maanden. En toch, voor Jesaja klinkt dat hele gewone al als een enorme belofte.

Johannes heeft in Jezus een andere wereld gezien, een wereld van omkeer. Johannes zelf is ook geen kleintje. Hij roept de mensen op om zich om te keren naar God. Johannes vraagt de mensen om geen slechte dingen te doen: aan soldaten vraagt hij hun wapens niet te gebruiken om van gewone mensen geld af te persen. Hij vraagt hen te delen met elkaar en zich om te keren. Je kan zelfs zeggen: hij belichaamt die omkeer. Johannes leeft zelf als een kluizenaar in de woestijn, zoals iemand die berouw heeft en boete doet. En hij leeft van niets meer dan wat hij daar in de woestijn vindt: honing en sprinkhanen. Juist Johannes, die die beweging van omkeer in zijn lichaam voelt. Juist hij heeft zijn ogen open en ziet dat er nog iets komt. Iets dat verder gaat dan zijn omkeer en voornemens voor een ander leven.

Voorganger in deze viering is pastor Frank Beuger.