Jesaja 56, 1-7
Romeinen 11, 13-24
Mattheüs 15, 21-28
Vandaag overdenken we het verhaal over de ontmoeting tussen Jezus en zomaar een vrouw, waarvan gezegd wordt dat ze een groot geloof heeft. Wat betekent dat precies, een groot geloof? En wanneer kun je dat van iemand zeggen, of van je zelf, dat je een groot geloof hebt?
Gezien het verhaal zou je denken dat een groot geloof te maken heeft met hardnekkig volhouden. Want dat doet deze vrouw. Ze laat zich niet afschepen.
Als Jezus in haar dorp komt, roept zij hem toe: Heb medelijden. Ze heeft een zieke dochter. Wat heet: het kind wordt vreselijk gekweld door een demon. Wat dat ook geweest mag zijn, haar dochter is in de ban van het kwaad, en de moeder heeft kennelijk gehoord dat deze Jezus die nu in hun dorp langskomt geneeskrachtige gaven heeft,
Zij roept. Jezus zwijgt. Er staat zelfs: hij keurde haar geen woord waardig.
Hard. Onnodig hard en ook niet iets wat je van Jezus verwacht. De vrouw geeft niet op. Wat heeft ze te verliezen? Het gaat immers om haar dochtertje.
Pas na hardnekkig volhouden van deze naamloze vrouw, reageert Jezus zoals we gehoord hebben: Uw geloof is groot. Wat u verlangt zal ook gebeuren – en de dochter is datzelfde moment genezen.
Uw geloof is groot. Dat zegt Jezus niet omdat hij niet anders kan, maar ook omdat hij het wil. Hoe dubieus Jezus’ houding eerst ook is, zijn royale compliment aan het einde is van harte gemeend. Hij erkent in haar zijn meerdere. Groot is uw geloof. Je bent een sterke vrouw. Sterk in je vasthoudendheid. In de niet aflatende inzet voor haar zieke dochter. Niet te beroerd om zich te laten vernederen, niet uit slaafse onderworpenheid, maar vanuit een innerlijke kracht. En dat is wat anders.
Voorganger in deze viering is pastor Frank Beuger.