EERSTE LEZING: Jona 3, 10-4,11
TWEEDE LEZING: Filippenzen 1, 21-27
EVANGELIE: Mattheüs 20, 1-16
Vandaag horen we in het evangelie dat het hemels koninkrijk lijkt op een man, die een wijngaard had. En die man had dringend personeel nodig. Want het was tijd voor de oogst. Tijdens het seizoen had een wijnboer veel dagloners nodig. De druiven moesten worden geoogst. Ze moesten worden geperst. En de wijnvaten moesten worden gevuld. Werk genoeg dus. Hij gaat daarom vroeg naar de markt. Zes uur in de ochtend, als de zon net op is. Als je werk zocht, ging je naar de markt om daar je diensten aan te bieden. En als je arbeiders zocht, zocht je dus daar. De markt was een soort uitzendbureau. Daar werden de contracten gesloten. De man huurt iedereen die hij maar kan krijgen. En hij maakt een afspraak: een denarie per dag. Daarvan kon je je gezin ruim te eten geven. Het was dus goed betaald. De arbeiders zullen tevreden zijn. Een dag hard werken, maar de beloning is er dan ook naar.
Ze gaan dus aan het werk. Hun vooruitzicht is prachtig. Straks krijgen ze loon naar werken. De man heeft echter niet genoeg aan die vroege vogels. En dus gaat hij om negen uur weer naar de markt. Daar zijn weer dagloners aangekomen. Ook die huurt hij. Zo gaat het ook om twaalf uur en om drie uur 's middags. Het werk moet af. Dus hij huurt iedereen die hij krijgen kan. Maar dan gebeurt er iets geks in het verhaal: want een uur voor het eind van de werkdag gaat de man nogmaals naar de markt. Dat is niet normaal. Voor dat uurtje huur je geen arbeiders meer. De man uit ons verhaal doet dat echter wel. Hij gaat vlak voor sluitingstijd nogmaals naar de markt. En vindt daar weer mensen. Zijn vraag klinkt verwijtend: Wat staan jullie hier nog? Aan het eind van de dag?
En dan huurt hij de arbeiders niet, omdat hij ze nodig heeft. Hij huurt ze, omdat zij het nodig hebben. Zij zijn uiteindelijk nog naar de markt gekomen. Omdat ze toch geld nodig hebben. De honger knaagt. Voor een uurtje heeft de heer in feite niets aan deze luie arbeiders. En toch huurt hij ze. Hij is gericht op de arbeiders en op hun welzijn. Hij wil ze graag aan het geld helpen, dat ze nodig hebben. Voor dat ene uurtje werk had hij ze net zo goed kunnen laten staan. Maar hij laat ze aan het werk gaan. Omdat zij het nodig hebben.
De les voor ons is duidelijk: we moeten niet jaloers zijn op mensen, die later tot geloof komen. En dus eerst van het leven hebben genoten. Zoals wij er dan tenminste tegenaan kijken. We moeten ook niet jaloers zijn op mensen, die de kantjes ervan aflopen. Maar straks waarschijnlijk net zo goed als wij in de hemel zullen komen. Jaloezie is verkeerd, want dan eindig je toch nog als laatste. Jezus geeft aan: Gods genade is niet te berekenen volgens menselijke maatstaven. Het gaat alle proporties te buiten. Gods genade is oneindig overvloedig. Als je je leven verbindt aan Jezus, krijg je zo ontzettend veel. Daar kun je gewoon niet bij met je kleine menselijke verstand.
Voorganger in deze viering is pastor Frank Beuger.